3.1 Stelling 5
DE UITDAGING
Deel 3. Over Paulus
Stelling 5
Ook Paulus hoorde tot de stromingen in het Jodendom die ervan overtuigd waren dat het verlossende einde nabij was.
Toelichting
Het was druk in het Rijksmuseum. De tentoonstelling met werken van de late Rembrandt was de duurste en misschien ook wel de drukstbezochte tentoonstelling tot dan toe in Nederland gehouden. De expositie opent met een zelfportret van de grote kunstenaar. Een zelfportret als Paulus. De audiotour vertelt dat het rembrandteske licht dat van bovenaf op de apostel valt, doet denken aan de bekering van
Paulus op weg naar Damascus. En je zou die stem in je oor willen vragen: hoezo bekering? Tot welke godsdienst zou Paulus zich bekeerd moeten hebben? Het christendom bestond nog niet. Dus dat kan het niet geweest zijn. Paulus was en bleef een jood. Maar zijn opvatting van wat het jodendom was dan wel zou moeten zijn, veranderde radicaal. Dat wel.
In het Bijbelboek dat de ‘Handelingen van de Apostelen’ wordt genoemd, lezen we tot drie keer toe van een bijzondere gebeurtenis in het leven van Paulus die tot dan toe als Saulus bekend stond (Hand. 9, 22 en 26). De lezingen over het gebeuren wijken enigszins van elkaar af. Bijvoorbeeld: de woorden die Paulus hoort, zijn in hoofdstuk 26 iets uitgebreider weergegeven dan in de beide andere hoofdstukken. Ook de rol van zijn metgezellen is verschillend. Maar het is hoe dan ook duidelijk dat Paulus een ervaring overkomt die diep in zijn ziel en leven ingrijpt. Het is zijn roepingsvisioen. Een ontmoeting met het L/licht die de drijfveer zal blijken te zijn voor zijn levenswerk.
In die ontmoeting begrijpt Paulus dat Jezus van Nazareth als eerste van alle mensen door God uit de dood is geroepen. Daarmee, het kán niet anders, heeft God het proces van de eindtijd definitief in gang gezet. Want Jezus is natuurlijk niet de enige die geroepen gaat worden. Hij is ‘slechts’ de eerste van velen (Rom. 8: 29). Met de opwekking van Jezus is de periode begonnen die zal uitmonden in de komst van het Koninkrijk van God. Paulus ervaart dat grote moment als zeer dichtbij. Dat blijkt wel uit het feit dat hij denkt dat het Rijk nog tijdens zijn leven zal aanbreken (1 Thess. 4). Voor een Farizeeër als Paulus (Fil. 3: 4-6) was dat niet ongewoon. De toekomstige opwekking van de doden hoorde bij het geloofsgoed van Farizeeën. Maar de ontmoeting met het licht heeft dat geloof verdiept en geïntensiveerd. Het is zo ver: de toekomst is begonnen.
De gunfactor?
Het heeft kennelijk een tijd geduurd voordat het Paulus helemaal duidelijk werd wat deze geloofservaring voor hem betekende, zoals te lezen is in zijn brief aan de Galaten. (Gal. 1: 18 en 2: 1). Maar na verloop van minstens veertien jaar ontmoet hij in Jeruzalem Jakobus en Petrus (Galaten 2 en Handelingen 15). In die tussentijd is het Paulus duidelijk geworden dat het zijn taak zal zijn om de komst van het Koninkrijk van God aan de niet-joodse volken te verkondigen. Zijn gesprekspartners, Jakobus, de broer van Jezus, en de discipel Petrus waren centrale figuren in de groep die doorgaans ‘de gemeente in Jeruzalem’ wordt genoemd. Gedrieën komen ze een taakverdeling overeen. En gezien de afloop van dit werkoverleg in Jeruzalem mag je constateren dat de overtuigingskracht van Paulus niet gering is geweest. Want Jakobus en Petrus hadden het – ook na Pasen! – op geen enkele manier als hun opdracht beschouwd om het komende Godsrijk aan anderen dan aan joden te verkondigen. God zelf immers zal de verstrooiden van zijn volk van de einden der aarde verzamelen (bijv. Jes.11: 12 en Jer. 29: 14). Op die dag zal het volk Israël als eenheid hersteld worden en de diaspora zal niet meer zijn. En dan zal ook voor de ‘rechtvaardigen uit de volken’ in de komende wereld een plekje zijn weggelegd. In dat scenario is er geen noodzaak om voor die tijd heidenen tot het jodendom te bekeren.
En dan komt daar iemand als Paulus die zegt dat er nog een ander geluid in de profetieën te horen is: dat de volkeren naar Sion zullen trekken. En dat hij het als zijn opdracht ziet om ook vertegenwoordigers van de niet-joodse volken te laten toeleven naar de grote dag. Nu al! In de korte tijd die rest! Van die opdracht lijkt hij zich bewust te zijn geworden tijdens zijn lange afwezigheid. Misschien heeft hij zich in Jeruzalem wel beroepen op de beelden van de volkerenoptocht naar Sion (Jes. 2: 1-5). Hoe dan ook, de Jeruzalemse taakverdeling is een heel diplomatieke afspraak. Zoals ook recente kabinetsformaties in Nederland de ‘gunfactor’ kennen. Paulus zal zich met de niet-joden bemoeien. Jakobus en Petrus met de Joden. Het lijkt een diplomatieke verlegenheidsoplossing. Maar diplomatie is wel vaker het mom van verlegenheid met de situatie.
De positie van de niet-joden in de Jezus-gemeente
Achter deze afspraak gaan inderdaad tal van verlegenheden schuil. Grootste pijnpunt is de positie van de niet-joden die zich bij de ‘Jezus-beweging’ voegen. Sommigen leefden al langer mee met de
synagogen in de diaspora. Anderen hadden geen enkele
affiniteit met het jodendom en de voorschriften van de Thora. Dat blijkt wanneer er problemen ontstaan. De kernvraag is: wat is de status van deze niet-joodse gelovigen in de Jezus-kring? Moeten ze niet gewoon jood worden? Dat wil o.a. zeggen dat de mannen besneden moeten worden en dat al die nieuwelingen zich aan alle voorschriften van de Thora moeten houden. Wanneer je als één groep wilt optrekken, lost dat natuurlijk wel een heleboel problemen op. Maar in Jeruzalem is nu juist overeengekomen dat de heidenen, wanneer ze zich aan een aantal basisvoorwaarden houden – daar komen we later op terug – niet jood hoeven te worden. In de brief aan de Galaten blijkt hoe ontzettend boos Paulus is geweest toen bleek dat er wel degelijk verwacht werd dat de niet-joodse gelovigen zich zouden laten besnijden. Zoals altijd richt hij zich tot de heidenen en hij zegt: die joodse Jezus-volgers die willen dat jullie je laten besnijden moeten zichzelf maar snijden. En hij bedoelt: castreren. (Gal. 5: 12)
In het Nieuwe Testament heeft in deze kwestie de visie van Paulus de overhand. De standpunten van hen die er anders over dachten, kennen we vooral via Paulus’ brieven. Laten we ons daarom eens proberen te verplaatsen in de positie van die tegenstanders van Paulus. Want eerlijk is eerlijk: het was toch een waanzinnige utopie die Paulus nastreefde? Dat er een gemeenschap zou ontstaan van totaal verschillende mensen. Zo verschillend als een slaaf en een vrij mens in het Romeinse rijk maar konden zijn! En dat er bij al die verschillen toch een volstrekte, geestelijke gelijkheid zou heersen. Een man werd geen vrouw en een vrouw werd geen man. Net zomin als een jood niet heiden en een heiden niet jood hoefde te worden. De verschillen blijven. Ook – wij zeggen: helaas – de verschillen tussen slaven en vrije mensen blijven. Maar in de gemeentekring delen de leden een bijzondere manier van bestaan: ze zijn één in Christus. Zo’n ideale gemeenschap kan alleen maar bestaan in de korte tijd die deze wereld nog overblijft. Onder de hogedruk van de nabijheid van het Godsrijk worden verschillen niet opgeheven maar blijken grenzen oplosbaar. Dat is het ideale gemeentemodel van Paulus en dat vonden velen een illusie! En vanuit joodse optiek is het dat nog steeds.
Een strategie en een mysterie
De hogedruk van de eindtijdverwachting bracht een bepaalde strategie met zich mee om het ideaal te verwezenlijken. Paulus noemt dat een mysterie dat hem is geopenbaard (Rom. 11: 25). Uit de beroemde hoofdstukken Romeinen 9-11 blijkt zonneklaar dat Paulus geloofde met heel zijn werk een goddelijk doel te dienen: dat op de dag van de Messias heel het volk Israël behouden zou worden (Rom. 11: 26). In een tijd dat mensen niet individualistisch denken, wordt daarmee niet bedoeld dat elke jood deel zal hebben aan de komende wereld. Voor denkers in gemeenschapstermen betekent het dat de ‘entiteit’ van het volk behouden blijft. Bovendien, binnengaan in het Rijk van God betekent voor Paulus – net zo goed als voor Jezus! – dat de trouw aan de Thora voor joden tot op het laatst onbeperkt geldig blijft.
Paulus voegde daaraan zogezegd een niet-joodse dimensie toe. Hij wist natuurlijk dat hij niet alle heidenen individueel kon bereiken met zijn missie. Afgezien van de praktische onmogelijkheid was ook de tijd veel te kort. Want het verlossende einde was nabij. Maar ook hier moeten we onze individualistische denkstijl verlaten. Paulus streeft er ‘slechts’ naar om een representatief aantal niet-joden te bereiken. En wanneer die ‘volheid van de heidenen’ is omgekeerd naar de God van Israël, dan zal ‘heel Israël’ behouden worden (Rom. 11: 25). De Nieuwe Bijbelvertaling is iets optimistischer dan Paulus. Het Nederlands Bijbelgenootschap vindt dat eerst álle heidenen bekeerd moeten worden voordat het Godsrijk aan kan breken. Voor dat heidense karwei zou Paulus stichtelijk hebben bedankt. Daar had hij absoluut geen tijd voor. Het verlossende einde was immers zeer nabij.
Samenvatting
Stelling 5
Ook Paulus hoorde tot de stromingen in het Jodendom die ervan overtuigd waren dat het verlossende einde nabij was.
Er zijn verschillen en overeenkomsten met de boodschap die Jezus bracht:
- Het belangrijkste verschil is dat Paulus, na zijn visioen op weg naar Damascus, ervan overtuigd is dat de eindfase van de geschiedenis daadwerkelijk is begonnen: de Eerste ís nu al geroepen uit de dood;
- Paulus spreekt onbekommerd op meerdere plaatsen over zichzelf als iemand die de komst van het Godsrijk zelf zal meemaken;
- Waar Jezus zich beperkte tot de verlorenen in Israël, werkte Paulus aan de profetische “inzameling” van de volkerenwereld in het ene Godsvolk;
- Voor Paulus én Jezus dringt de tijd: Jezus kiest strategisch voor de verlorenen, Paulus beseft, even strategisch, dat hij moet volstaan met een representatief aantal bekeerlingen;
- Voor Jezus én Paulus is het uiteindelijke doel dat “gans Israël” behouden zal worden in het nabije oordeel;
- Beiden zijn ervan overtuigd dat het doel alleen bereikt kan worden door omkeer en, voor Joden bovendien, trouw aan de Thora.
Aanvullende informatie
Het zelfportret van Rembrandt als de apostel Paulus is te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam. De hier gebruikte weergave is afkomstig van Wikipedia. Het fresco van Michelangelo is ook ontleend aan Wikipedia.
In dit hoofdstuk wordt gebruik gemaakt van het werk van de theologisch adviseur van dit project, dr. Peter J. Tomson, In ‘Als dit uit de hemel is’ (Hilversum 1997) 203 ev. is een uitvoerige uitleg te vinden van Handelingen 10 en andere hoofdstukken uit het begin van Handelingen.
Het is niet inzichtelijk waarom de nieuwe Bijbelvertaling van 2004 in Romeinen 11: 25 ‘plèrooma’, ‘volheid’ met ‘alle’ vertaalt: “Slechts een deel van Israël werd onbuigzaam, en dat alleen tot het moment dat alle heidenen zijn toegetreden.” De NBG vertaling van 1951, de Statenvertaling en de Naardense Bijbel vertalen alle plèrooma met ‘volheid’. Bijvoorbeeld de Naardense Bijbel aldus: … totdat de volheid der volkeren binnenkomt. Zoals gezegd is dat de vertaling die in Paulus’ tijdsbeeld past.
Feedback
Uw reacties worden op prijs gesteld via info@joods-christelijke-dialoog.nl.
3.1 Stelling 53.2 Stelling 63.3 Stelling 73.4 Derde geloofsgesprek